Dag 313 weerstand voelen om iets te vragen van/aan een ander

Iets wat ik moeilijk vindt om te doen is iets vragen aan iemand, iets waarvoor een ander zich in moet spannen voor mij. Ik geef liever, dit gaat me veel makkelijker af, het is mijn comfortzone. Ik moet mezelf door een weerstand heen duwen om een ander te vragen iets voor mij te doen.

Als kind kreeg ik regelmatig te horen dat ‘kinderen die vragen worden overgeslagen’ dus nam ik aan dat ik niets mocht vragen. Ik zag en voelde die uitspraak als een straf die over mij werd uitgeroepen. Een verbod om ook maar om wat te vragen want dan zou ik helemaal niets krijgen. Ik ging wel voor anderen iets doen maar ik vroeg zelf niet om hulp. Later op een opleiding hoorde ik de trainer zeggen dat de uitspraak ‘kinderen die vragen worden overgeslagen’, niets anders is dan kindermishandeling. Mijn ogen gingen open. Hij corrigeerde de zin door een andere uitspraak ‘kinderen die vragen slagen’. Een kind mag vragen waar het behoefte aan heeft.

In deze blog wil ik onderzoeken welke gedachten en overtuigingen ik heb ten aanzien van ‘om hulp vragen’ en welke ideeën ik als kind heb overgenomen.

Ik vergeef mezelf toegestaan en aanvaard te hebben als kind te denken dat het verboden is om om iets te vragen en ik daar voor wordt gestraft.

Ik vergeef mezelf toegestaan en aanvaard te hebben als kind aan te nemen van volwassenen dat ik wordt overgeslagen als ik om iets vraag met gevolg dat ik mijn eigen behoeften negeer en onderdruk.

Ik vergeef mezelf toegestaan en aanvaard te hebben mijn eigen behoeften te onderdrukken door aan te nemen dat ik nergens om mag vragen.

Ik realiseer mij dat ik als kind niet bewust was van mijn afscheiding van mezelf, mijn behoeften en mijn verantwoording om die behoeften te vervullen doordat ik de volwassene als autoriteit zag.

Ik vergeef mezelf toegestaan en aanvaard te hebben mij als kind van mezelf en mijn behoeften af te scheiden en de verantwoording daarvoor aan anderen denk over te moeten laten ( als klein kind ben je hier natuurlijk van afhankelijk).

Ik vergeef mezelf toegestaan en aanvaard te hebben te denken dat een volwassene een autoriteit is waar ik als kind naar te luisteren heb en mij er niet van bewust ben of wordt gemaakt dat ik zelf verantwoordelijk ben voor het vervullen van mijn behoeften (als de leeftijd dit toelaat te doen).

Ik vergeef mezelf toegestaan en aanvaard te hebben bang te zijn dat ik iets aan een ander vraag waarvan ik denk dat diegene dit niet wil doen.

Ik vergeef mezelf toegestaan en aanvaard te hebben als aanname te denken te weten dat een ander niet iets voor mij wil doen.

Ik vergeef mezelf toegestaan en aanvaard te hebben bang te zijn dat een ander ‘nee’ zal zeggen als ik iets vraag om te doen waardoor ik denk dat dit een afwijzing is en ik bij voorbaat de vraag al niet stel en dus mezelf saboteer in de situatie.

Ik vergeef mezelf toegestaan en aanvaard te hebben bij voorbaat al geen hulpvraag te stellen doordat ik denk dat een ander mogelijk ‘nee’ zal zeggen en ik dit als een afwijzing van mezelf zie.

Ik vergeef mezelf toegestaan en aanvaard te hebben te denken dat ik wordt afgewezen als een ander ‘nee’ zou zeggen op mijn vraag om iets voor mij te doen.

Ik vergeef mezelf toegestaan en aanvaard te hebben te denken dat ik alles zelf moet doen als gevolg van de overtuiging die ik als kind heb aangenomen.

Ik vergeef mezelf toegestaan en aanvaard te hebben een conflict in mezelf te laten ontstaan door niet te om hulp/iets te willen vragen en anderzijds te zien dat ik hulp/iets nodig heb en dit kenbaar te willen maken.

Ik vergeef mezelf toegestaan en aanvaard te hebben te denken dat om hulp vragen betekent dat ik zelf iets niet kan en dit te zien als zwakte, als incompetent.

Wanneer en als ik mezelf gewaar ben van het ervaren van weerstand om iets te vragen aan of van iemand anders, stop ik en adem.

Ik realiseer mij dat ik mij door mijn weerstand heen kan duwen om hulp aan of van iemand te vragen.

Ik stel mezelf ten doel om hulp te vragen wanneer ik zie dat dit nodig is.